(uit de Scheldexpress 18 september)
AGNES TEKENT & VERTELT ERBIJ… impressies uit
Zeeuws-Vlaanderen
Door Agnes den Hartogh
Waar ben ik: Spui,
tussen Terneuzen en Axel
Wat zie ik: een molen in Italiaanse kleuren
Wat zie ik: een molen in Italiaanse kleuren
“We hebben hier een
glasbak!”
Het is vakantietijd en tijdens de zomermaanden werk ik
veelal in Italië. Hoe fijn om weer even de Westerscheldewind te ervaren tijdens
een tussenstop in Zeeland! Ik strijk neer op een schommel in Spui, omdat mijn
oog valt op een molen met Italiaanse uitstraling: wit, rood, groen. De kleuren
van de Italiaanse vlag.
Spui is klein, dus ik ben blij dat ik Maaike tref. Met meer
kinderen dan lege flessen nadert ze de glasbak. Hoe leuk: tekende ik zojuist vanaf de schommel twee houten
hondjes op springveren waarop twee kleuters tot in de het oneindige onder de
Spuise zon zouden kunnen wippen, heeft Maaike deze twee meiden in spe in haar
dubbele buggy.
“We hebben een
glasbak, he?” antwoordt ze lachend als ik vraag of ze iets kan vertellen
over Spui. Het is klein. Nee, toeristen komen er niet veel. Maar ze woont hier
met haar gezin vanwege de ruimte en de rust. Ik prijs de molen en het kleine
speelplaatsje en knipoog naar haar drie kinderen. Zoontje Dan is al op
fietsleeftijd. Hij gaat straks in Axel naar school.
“Wat het fijne is van
Spui: de mensen zijn hier gezellig, he?” Tegelijkertijd komt er een man met
zijn fiets vanuit de Pootersdijk, op weg
naar de glasbak. Met de zojuist gekregen info van Maaike groet ik de man. Als
hij zegt dat hij ook een inwoner van Spui is, concludeer ik dat hij dus gezellig
is. Hij kijkt me vreemd aan. Als ik de bedoeling van mijn gesprek uitleg, komt
hij los en vertelt hij me van alles over zijn woonplaats. Hij weet veel. Zowel
Maaike als ik reageren beduusd: zij kent hem niet, ondanks dat ze beiden al
jaren in dit kleine dorpje wonen.
Hoe een glasbak kan verbroederen. En hoe in een klein dorpje
mensen tot elkaar komen. Als iedereen zijn lege flessen heeft gedeponeerd, loop
ik nog even terug naar de schommel om de laatste hand aan de schets te leggen.
En mijmer ik hoe die twee kleine meiskes in de buggy hier over een korte tijd
op dat wiptoestel zullen spelen. Onder de Spuise hemel. Hun haartjes wapperend
in de Westerscheldewind.
Terwijl ik dit verhaaltje schrijf, ben ik weer in Italië. Ik
trakteer mezelf op het laatste glaasje
uit de fles Amaro di Mulino. Mijn oog valt op het etiketje in rood, wit, groen.
Een klein molentje tussen de cypressen.
Zal ik deze lege fles straks meenemen naar Nederland en ´m in de glasbak
van Spui gooien? Symbolischer kan het
niet. Misschien kom ik Maaike tegen…
------------------------------------------------------------
(uit Alfa Romeo SCARB Klaverblaadje 159)
“Ben jij hier dan
ook?”
In het antwoord dat ik via mijn Messenger-pingel
binnenkrijg, lees ik niet alleen verbazing. Ik voel zelfs een tikkeltje
verontwaardiging, doorgeschakeld naar de vierde versnelling. Ja, ik ben
hier ook. En niet voor de eerste keer. Ik houd van de Mille Miglia. Ik houd van
de trots -doorgaans kunnen alleen de Italianen deze zo intens
tentoonspreiden- die gedurende twee dagen alle zintuigen naar een soort
hellingproef brengt. The sky is the limit. Een caleidoscopische ervaring van
kleur, vorm, geur, geluid raast door de straten en ik geef me er aan over. Ik
zwaai naar Nederlandse kentekens, brul af en toe een flard van het Wilhelmus en
geef highfives in straatjes waar ik het glimmende, warme blik kan aanraken.
Zo gek is het ook weer niet. Volgens mijn moeder kwam ik
bijna in een Citroen DS ter wereld. Ik was hun eerste, maar een late drammer.
Dus dramde mijn moeder even hard terug. Mijn ouders hadden een garagebedrijf
–ik noem geen merk- en vooruitstrevend danwel noodgedwongen stond mijn moeder
niet op de loonlijst, maar was wel de onmisbare schakel in de business. Alles
dat niets met techniek te maken had, maar alles met empathie, lag op haar bord.
Zo bracht ze vaak klanten terug en na het maatschappelijke item (“zijn vrouw is net overleden”)
haalde één van de monteurs haar weer op. In die DS kreeg ze de echte weeën,
maar gelukkig werd ik vlak achter de benzinepomp geboren, naast het kantoortje
waar de klanten konden afrekenen en een rolletje pepermunt kregen.
Het was voor iedereen een schok. Niet allen dat ik een
meisje was; ik had een potloodje in mijn rechterknuistje. Mijn vader keek
in de lucht naar de voortgang van het familiebedrijf. Hij moest toen al hebben
gezien dat het potloodje niet geschikt was voor boekhoudkundige praktijken. Dan
hadden ze me nog weg kunnen moffelen achter de stellage van poetsmiddelen. Nee.
Dat potloodje voorspelde iets anders.
“Ben jij hier dan
ook?”
De vraag komt via Messenger binnen nadat ik een tekening van
de bloedmooie caffè-crema-liquoro-kleurige Alfa Romeo 6C 2500 sport cabriolet van
Ad Branderhorst op Facebook heb geplaatst. Wat een juweeltje! Benjijhierdanook heeft een groot
garagebedrijf –ik noem geen merk – ergens in Zeeland. Ik ken hem van de
serviceclub. Nee, zoals hij mij kent, had hij me niet ingeschat op freak die
met haar potloodjes en doosje aquarel in de straatjes van Buonconvento,
Torrenieri en San Querico d’Orcia zich opwindt over al dat prachtige kostbaars
dat langsrijdt.
En zo heeft iedereen zijn of haar secret pleasures… Als
een soort ultieme heldendaad stuurde ik Benjijhierdanook
van dat grote garagebedrijf –ik noem geen merk – ergens in Zeeland een
aantal van mijn getekende Alfa’s. Echt niet om te pesten, hoor! Het was meer
een reactie op zijn berichtje dat het in Brescia toch wel een beetje tegenviel…
De euforie bij de finish bleef uit. Althans, hij had er iets anders van
verwacht. Ik berichtte hem: “Kom volgend
jaar naar hier.”
Terwijl ik hier in Italië helemaal ben gesettled en geniet
van mooie auto’s en design, mijn potloodjes de goede weg vonden en mijn ouders
nog twee zoons kregen die het autobedrijf overnamen, ga ik ieder jaar
naar de Mille Miglia. Omdat ik houd van trots. En zelfs hier in de buurt
spot ik af en toe een mooi collectors-item. Die zwarte met dat Nederlandse
kenteken. Blijkt het mijn achterbuurman te zijn. U weet wel. Bert.
“Ben jij hier dan
ook?”
“Ja! Ik zie je volgend
jaar!”
de zwarte bella van Bert