maandag 25 september 2017

twee colums + illustraties


(uit de Scheldexpress 18 september)

AGNES TEKENT & VERTELT ERBIJ… impressies uit Zeeuws-Vlaanderen

Door Agnes den Hartogh
Waar ben ik:       Spui, tussen  Terneuzen en Axel
Wat zie ik:           een molen in Italiaanse kleuren



“We hebben hier een glasbak!”

Het is vakantietijd en tijdens de zomermaanden werk ik veelal in Italië. Hoe fijn om weer even de Westerscheldewind te ervaren tijdens een tussenstop in Zeeland! Ik strijk neer op een schommel in Spui, omdat mijn oog valt op een molen met Italiaanse uitstraling: wit, rood, groen. De kleuren van de Italiaanse vlag.

Spui is klein, dus ik ben blij dat ik Maaike tref. Met meer kinderen dan lege flessen nadert ze de glasbak. Hoe leuk:  tekende ik zojuist vanaf de schommel twee houten hondjes op springveren waarop twee kleuters tot in de het oneindige onder de Spuise zon zouden kunnen wippen, heeft Maaike deze twee meiden in spe in haar dubbele buggy.
We hebben een glasbak, he?” antwoordt ze lachend als ik vraag of ze iets kan vertellen over Spui. Het is klein. Nee, toeristen komen er niet veel. Maar ze woont hier met haar gezin vanwege de ruimte en de rust. Ik prijs de molen en het kleine speelplaatsje en knipoog naar haar drie kinderen. Zoontje Dan is al op fietsleeftijd. Hij gaat straks in Axel naar school.

“Wat het fijne is van Spui: de mensen zijn hier gezellig, he?” Tegelijkertijd komt er een man met zijn fiets vanuit de Pootersdijk,  op weg naar de glasbak. Met de zojuist gekregen info van Maaike groet ik de man. Als hij zegt dat hij ook een inwoner van Spui is, concludeer ik dat hij dus gezellig is. Hij kijkt me vreemd aan. Als ik de bedoeling van mijn gesprek uitleg, komt hij los en vertelt hij me van alles over zijn woonplaats. Hij weet veel. Zowel Maaike als ik reageren beduusd: zij kent hem niet, ondanks dat ze beiden al jaren in dit kleine dorpje wonen.

Hoe een glasbak kan verbroederen. En hoe in een klein dorpje mensen tot elkaar komen. Als iedereen zijn lege flessen heeft gedeponeerd, loop ik nog even terug naar de schommel om de laatste hand aan de schets te leggen. En mijmer ik hoe die twee kleine meiskes in de buggy hier over een korte tijd op dat wiptoestel zullen spelen. Onder de Spuise hemel. Hun haartjes wapperend in de Westerscheldewind.

Terwijl ik dit verhaaltje schrijf, ben ik weer in Italië. Ik trakteer mezelf op het laatste  glaasje uit de fles Amaro di Mulino. Mijn oog valt op het etiketje in rood, wit, groen. Een klein molentje tussen de cypressen.  Zal ik deze lege fles straks meenemen naar Nederland en ´m in de glasbak van Spui gooien?  Symbolischer kan het niet. Misschien kom ik Maaike tegen…

------------------------------------------------------------

(uit Alfa Romeo SCARB Klaverblaadje 159)




“Ben jij hier dan ook?”

In het  antwoord dat ik via mijn Messenger-pingel binnenkrijg, lees ik niet alleen verbazing. Ik voel zelfs een tikkeltje verontwaardiging, doorgeschakeld naar de vierde versnelling.  Ja, ik ben hier ook. En niet voor de eerste keer. Ik houd van de Mille Miglia. Ik houd van de trots  -doorgaans kunnen alleen de Italianen deze zo intens tentoonspreiden- die gedurende twee dagen alle zintuigen naar een soort hellingproef brengt. The sky is the limit. Een caleidoscopische ervaring van kleur, vorm, geur, geluid raast door de straten en ik geef me er aan over. Ik zwaai naar Nederlandse kentekens, brul af en toe een flard van het Wilhelmus en geef highfives in straatjes waar ik het glimmende, warme blik kan aanraken.

Zo gek is het ook weer niet. Volgens mijn moeder kwam ik bijna in een Citroen DS ter wereld. Ik was hun eerste, maar een late drammer. Dus dramde mijn moeder even hard terug. Mijn ouders hadden een garagebedrijf –ik noem geen merk- en vooruitstrevend danwel noodgedwongen stond mijn moeder niet op de loonlijst, maar was wel de onmisbare schakel in de business. Alles dat niets met techniek te maken had, maar alles met empathie, lag op haar bord. Zo bracht ze vaak klanten terug en na het maatschappelijke item (“zijn vrouw is net  overleden”) haalde één van de monteurs haar weer op. In die DS kreeg ze de echte weeën, maar gelukkig werd ik vlak achter de benzinepomp geboren, naast het kantoortje waar de klanten konden afrekenen en een rolletje pepermunt kregen.

Het was voor iedereen een schok. Niet allen dat ik een meisje was; ik  had een potloodje in mijn rechterknuistje. Mijn vader keek in de lucht naar de voortgang van het familiebedrijf. Hij moest toen al hebben gezien dat het potloodje niet geschikt was voor boekhoudkundige praktijken. Dan hadden ze me nog weg kunnen moffelen achter de stellage van poetsmiddelen. Nee. Dat potloodje voorspelde iets anders.

“Ben jij hier dan ook?”

De vraag komt via Messenger binnen nadat ik een tekening van de bloedmooie caffè-crema-liquoro-kleurige Alfa Romeo 6C 2500 sport cabriolet van Ad Branderhorst op Facebook heb geplaatst. Wat een juweeltje! Benjijhierdanook heeft een groot garagebedrijf –ik noem geen merk – ergens in Zeeland. Ik ken hem van de serviceclub. Nee, zoals hij mij kent, had hij me niet ingeschat op freak die met haar potloodjes en doosje aquarel in de straatjes van Buonconvento, Torrenieri en San Querico d’Orcia zich opwindt over al dat prachtige kostbaars dat langsrijdt.

En zo heeft iedereen zijn of haar secret pleasures…  Als een soort ultieme heldendaad stuurde ik Benjijhierdanook van dat grote  garagebedrijf –ik noem geen merk – ergens in Zeeland een aantal van mijn getekende Alfa’s. Echt niet om te pesten, hoor! Het was meer een reactie op zijn berichtje dat het in Brescia toch wel een beetje tegenviel… De euforie bij de finish bleef uit. Althans, hij had er iets anders van verwacht. Ik berichtte hem: “Kom volgend jaar naar hier.”

Terwijl ik hier in Italië helemaal ben gesettled en geniet van mooie auto’s en design, mijn potloodjes de goede weg vonden en mijn ouders nog twee zoons kregen die het autobedrijf  overnamen, ga ik ieder jaar naar de Mille Miglia.  Omdat ik houd van trots. En zelfs hier in de buurt spot ik af en toe een mooi collectors-item. Die zwarte met dat Nederlandse kenteken. Blijkt het mijn achterbuurman te zijn. U weet wel. Bert.

“Ben jij hier dan ook?”

“Ja! Ik zie je volgend jaar!”



de zwarte bella van Bert