woensdag 30 november 2016

IJS

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: in de Slijkstraat

wat zie ik: een knus nostalgisch straatje met een aantal prachtige historische panden.

Woensdag 30 november 2016

-langs bij Anton en Jannie-



“Je geld of je leven!!”

Ik loop er vaak doorheen, de Slijkstraat, vlak achter ons. Knus, een paar zorgvuldig gerestaureerde woningen, eenrichtingverkeer. Vroeger was het een van de arme buurten van Vlissingen. Een volksstraat waarin iedereen buiten zat. De noodslachterij op het voormalige Boterplein; daar kon je voor weinig geld vlees kopen, lange rijen in de straat. Anton groeide er op, vlak naast de ijsboer.

Jannie, zijn vrouw, turnde als meisje wekelijks in de gymnastiekzaal in de Slijkstraat. “Ik voelde me niet op mijn gemak als ik dan door die straat weer naar huis moest. Al dat geschreeuw.” Ik beloof Jannie dat ik het woord ‘gribus’ niet gebruik. Het was wel even wennen toen ze destijds kennis kreeg aan Anton. Het was daar primitief in huis, nauwelijks voorzieningen.

Anton hielp als jochie mee in de bevoorrading van het ijs voor de boot Vlissingen-Breskens. Als een vat leeg was, moest er weer een volle komen. En hij leerde ijslollies maken. “Ik wist precies wat ik moest doen, hoeveel water er bij moest, wanneer ik de stokjes er in moest stoppen, maar het recept was geheim. Dat gebeurde allemaal boven en daar mocht ik niet komen.”

Zijn werkzaamheden bij ijsboer Bakker gaven zo ook andere privileges. Het zou kunnen dat Anton vroeger het kattenkwaad heeft uitgevonden. Ik kan er niet over oordelen, maar zijn ogen gaan nogal glimmen als hij over zijn kindertijd praat. “En dan belde de agent bij ons aan de deur, mijn moeder deed open en zei dat ze niet wist waar ik was.” Anton verstopte zich in de ijscokar.

Met een schat aan informatie over vroeger, de Slijkstraat, sta ik al een poosje bij de deur. Maar Anton is nog lang niet uitgepraat. Zijn verhalen visualiseren met gemak wat ik hoor. Daar hoef ik geen tekening van te maken. Dat zijn al geïllustreerde herinneringen.

In de Spuikom vond Anton een stuk ijzer. Het zat vast in de grond. Met een stuk of 4, 5 collega-belhamels trok hij een hele stellage omhoog. Ze wisten niet wat het was. Ze sleepten het naar de Gevangentoren. Aldaar vond Anton het stoer om achter de vondst te gaan staan. Met de kreet: “Je geld of je leven” probeerde hij indruk te maken. Dat lukte bij een aantal toevallig passerende militairen. Enige commotie werd in de kiem gesmoord. “Zal ik voor jou  een lekker ijsje kopen, kom maar mee en laat dat ding maar even los,” sommeerde een van de soldaten. Even later zag Anton hoe het ding –een mitrailleur- onschadelijk werd gemaakt. “Alle munitie zat er nog in, wat had er kunnen gebeuren.”

En dan je laten overhalen met een ijsje. Wat er niet had kunnen gebeuren. Dat gesleep met dat wapen helemaal naar boven, de boulevard op… Waar een ijsje al niet goed voor was.

Anton verzekert dat vroeger alles goed ging. Het duiken in de Schelde. Ja, je zag de stenen op de bodem liggen, maar het was de kunst om zo ver mogelijk te springen. En die stenen niet te raken. Hij memoreert een leeftijdsgenootje dat toen ook nog salto’s maakte. Met gemak. En de onontplofte granaten die ze in het Nollenbos vonden. Anton weet niet van wie hij het destijds leerde, maar het was heel simpel om het kruit er uit te halen. Bosje hout er op, en fikken! Hij doet het geluid na van de munitie die ze in het vuur gooiden. “Pvvview!!”

Deze ochtend ligt er ijs op de auto’s. Het is al een paar dagen koud, het wordt winter. Ik besluit mijn reeks verkenningen in Vlissingen met – wederom- zomaar een plek, zomaar mensen. Het had iedere plek kunnen zijn. Iedere willekeurig straatje met zoveel herinneringen. Het is vandaag de Slijkstraat.

Vlissingen heeft nog meer. Veel meer. Ik heb spijt van al die plekken die ik (nog) niet heb getekend. Een maand met 30 dagen is te kort, maar o zo veel: wat heb ik veel gekregen!

Vandaag moet ik voor zaken naar den Helder. Ook zo’n uithoek, ook zoveel nautic history, ook zoveel overeenkomsten. En daarna moet ik richting Eemshaven, Delfzijl. Wie verzint het… Nog zo'n uithoek, ook veel schepen. Dus ruimte en genoeg horizon om me heen om alles te laten bezinken, deze mooie bijzondere maand.


Ik kom dus nog even terug een dezer dagen. Want we zijn nog niet uitgepraat!

dinsdag 29 november 2016

PILOT

Het verhaal bij de tekening van vandaag:

waar ben ik: op Pilot Aquila (onder Nederlandse vlag)

wat zie ik: de Dance (onder onbekende vlag)

Dinsdag 29 november 2016

-langs bij de loodsen-



“Het komt van Abba…”

De afgelopen weken heb ik een fascinatie ontwikkeld. Ik ben steeds meer gefixeerd op mannen met oranje-jassen-met-heel-veel-ritsen-en-klittenband en een rugzak. Sommigen zitten na een intensieve werkweek al vroeg aan het bier, sommigen kijken slaperig uit hun ogen. En sommige zijn heel leuk, zoals Yoeri, van 2 november.

Feitelijk zitten we er iedere dag met onze neus bovenop: de loodsenwissel vlak voor ons appartement. De mannen met oranje-jassen-met-heel-veel-ritsen-en-klittenband en een rugzak klimmen vaak via een laddertje aan boord, sommige schepen zijn voorzien van een soort lift. Dat laddertje is het spannendst, want daar kun je vanaf donderen. Yoeri heeft het bevestigd: het gebeurt nogal eens.

Behalve een grote pan, heeft Peter (zie 4 november) ook een groot netwerk. Volgens mij kent hij heel Vlissingen en Peter regelt iets fantastisch voor ons: we mogen mee op de Aquila! We worden ontvangen in de Loodsensociëteit, waar een versnapering nog met wat dubbeltjes betaald kan worden, bij wijze van spreken. Helaas, ik krijg voor de gelegenheid niet zo’n stoere oranje jas, maar slechts een zwaar zwemvest. Nadat ik een handtekening heb gezet onder een verklaring van goed gedrag. Nee, ik neem geen organische peroxiden en radio-actieve stoffen mee aan boord; slechts een schetsboek. En ja, alles voor eigen risico.

Buitengaats ervaar ik een ware kleurexplosie. De lucht is intens blauw en dit reflecteert in het Scheldewater waar de jet-aangedreven Aquila een spierwit spoor spuit. We 'enteren' de Dance: een schip in roodbruin-blauw met een geel-groene lading containers. Ik geniet van de felle kleuren. Peter mompelt: “Wat een stomme naam voor een schip” Loods Patrick klimt aan boord van de Dance en een paar minuten later komt een andere via het laddertje naar beneden. Het oranje van de stoere jassen ontbrak nog aan het kleurpalet. Ondertussen legt Arjan, een van de stuurmannen die verplicht mee naar buiten moet om mij vast te houden, me alles uit. Ik hoef niet van een laddertje te vallen om per 1 december ineen diep gat te geraken… Misschien kan ik met alle vandaag opgedane kennis vrijwilligerswerk doen op de tenders? Koffie zetten voor de loodsen?

De loods aan stuurboord afzetten is vandaag makkie: met nauwelijks wind schurkt de Aquila eenvoudig aan de kleurrijke dancing queen.  De beloodsing van het volgende schip aan loefzijde is lastiger. Onze tender drijft steeds af.

Thuis, ik verheug me op het uitwerken van de tekeningen. Als het goed is, wordt vanmiddag mijn nieuwe kleurpotlodenset (zie 26 november) bezorgd. Beter dan vandaag kunnen ze niet van pas komen. Als de bel gaat, schiet ik omhoog. Nee, het is Peter. Behalve een grote pan en een groot netwerk heeft hij ook grote kennis. Of soms slecht nieuws (zie 7 november) Hij vertelt dat hij net een berichtje kreeg van loods Patrick, die we naar de Dance brachten. “Het komt van Abba,” zegt hij. Van het project Fernando. De schepen zijn gekocht van de bank en de bankmanager was verwoed fan van Abba. De schepen heten Dance (..you are the dancing queen..), Chance (..take a chance on me..) en Winner (..the winner takes it all..)

Als dan eindelijk mijn kleurpotloden zijn aangekomen, begin ik aan de tekeningen. Met zo’n fantastische ervaring vandaag is het een feest! Op Youtube pak ik dancing Queen er maar even bij.

- - - 

Nadrukkelijk wil ik de enorme gastvrijheid vandaag benoemen! Dennis in het opleidingscentrum die zo vol liefde de doksituatie in Antwerpen in de simulatiekamer uitlegde, de dame achter de bar met haar hele grote houten pot vol koekjes, Arjan, die mij met evenveel liefde uit de wind hield, Ben, onze kapitein in de branding en Peter, onze reisleider. En allen die ons dat speciale gevoel gaven van Vlissingse gastvrijheid. Het is jullie werk, voor ons was het een unieke ervaring!


(En dat grote gat waarin ik straks ga vallen is geen grapje, hoor! Dus geef me zo’n stoere oranje jas om te overleven)

maandag 28 november 2016

WAT IS EEN MAAND?

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: Boulevard Bankert

wat zie ik: Groepjes jongens. Sommige met broodtrommeltje, anderen met een sigaret. Een open rugzak, schoolboeken met ezelsoor. He, ik zie ook een meid.

Maandag 28 november 2016

-langs bij Kees-



“Zolang mogelijk uitstellen, he?”

En de zon blijft maar schijnen! Weer zo’n mooie dag. Mijn ochtendwandeling brengt me via een stukje strand naar de jongens van de ‘zeevaartschool’. Ze hebben pauze en staan heerlijk in de zon tegen de reling van de boulevard in groepjes te kletsen. Allemaal broodtrommels. Joey is de enige Vlissinger, de anderen komen uit Bergen op Zoom en andere plekken in Brabant. “Vet zwaar, man” antwoordt eentje als ik vraag hoe de studie is. Met name de thuiswerkzaamheden vallen tegen. Ze zijn tweedejaars en volgend jaar mogen ze richting het ruime sop: het stagejaar. Ze zijn dan 5 maanden van huis. Ik ben benieuwd hoe ze dat dan doen met een eventuele relatie, want ze zijn tenslotte in de bloei van hun leven… “Zolang mogelijk uitstellen, he?” zegt een van de jongens nuchter. “En anders laten we de meisjes gewoon invliegen.” Een derde zegt dat je dit ook niet je hele leven lang hoeft te doen, he? Op zee.

Kees is van een andere stempel. Zijn stage als stuurmansleerling duurde maar liefst 15 maanden. Maar dan hebben we het over vlak na de oorlog. Het was hard werken aan boord. Hij verdiende 110 gulden in de maand en voor overwerken kreeg hij een dubbeltje per uur betaald. En in de Perzische Golf viel het niet mee. De matrozen kregen notabene meer betaald, en de stuurmansleerlingen mochten de rotklusjes opknappen. “Het was een hufter” herhaalt Kees nog een keer als hij over de 1e stuurman praat. Toen ze in Antwerpen aanmeerden, mochten ze wel van het schip maar niet de grens over. “En dat terwijl ik in Vlissingen, zo vlakbij,  dat portret –hij wijst op zijn vrouw- had zitten.” Kees besloot het er toch op te wagen. Als vergelding voor het gedrag van zijn overste. Terug in Antwerpen kon hij moeilijk liegen: in zijn paspoort waren de stempels het bewijs dat hij die dag naar Nederland was geweest. Kees kreeg zijn ontslag en uit woede gooide hij zijn memoriaal in de Schelde.

In je memoriaal schreef je destijds al je praktijkervaringen en vorderingen aan boord, je bestekresultaten. Dit gold als een belangrijk compensatie-onderdeel in de examens. Inhoudelijk is er veel veranderd, vertelt Kees. Met de digitale ontwikkelingen en GPS zijn een hoop klassieke vakken vervallen. Dus eigenlijk hebben de broodtrommels van nu het helemaal niet zo moeilijk, qua studie. En wat is nu 5 maanden?

Met Kees kwam het goed. Hij moest naar Rotterdam voor de ontslagprocedure. Daar kwam iemand op het geniale idee om hem naar Hamburg te sturen. Hij voer nog jaren.

“In de Golf van Aden vielen de machines een keer uit.” Het was een passagiersschip op weg van Mombassa naar Europa. “Allemaal Engelsen aan boord die de kerst thuis wilden vieren, dat waren gezellige tijden.” herinnert Kees. Ze lagen weken voor anker en de tocht duurde uiteindelijk 5 maanden. Ach, wat zijn nu 5 maanden? En, soms is het prima om dingen uit te stellen.




zondag 27 november 2016

WATTEN

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: in de Badhuisstraat

wat zie ik: de Watertoren, een van de markante skyline-elementen van Vlissingen, gebouwd in 1894

Zondag 27 november 2016

-langs bij Wim-



“Het was de enige apotheek die nog droge watten had…”

Ik weet nog niet helemaal zeker of ik het durf.

Onaangekondigd bij iemand aanbellen is eigenlijk niet zo eng; ik ben voorbereid, degene die de deur opent niet. En ja, je kunt weggestuurd worden. Vandaag sta ik met een kleine knik in mijn knie aan tafel bij Wim.

In mijn academiejaren –toen ik dacht dat ik illustrator wilde worden en daar heel hard voor oefende- had ik zo ook mijn inspiratiebronnen en helden. Het omslag van het Vlot van Wim Hofman (destijds de uitgave van Holkema & Warendorf) was  een van mijn lievelingsillustraties. Hoe groot was mijn vreugde toen ik Wim een maand geleden ‘herontdekte’ vanwege zijn 75e verjaardag en een ontroerende expositie in het MuZEEum. Het feit dat zijn verhalen en tekeningen vaak over Vlissingen gingen, heb ik tijdens mijn studie blijkbaar geen plekje gegeven. Wat een verrassing om de stad weer heel anders te bekijken door de ogen van Wim Hofman; zijn kinderlijke onschuld in de verhalen, de zee, altijd maar die zee…

Ik doe het toch. Ik vraag of hij naar de tekening van vandaag wil kijken en daar op wil reageren met een anekdote, een herinnering. Ik ben in boekhandel ’t Spui, waar Wim vandaag zijn gisteren verschenen bundel ‘Bramen plukken’ signeert. Ik toon hem de illustraties die ik deze maand maakte. Ik voel me weer even de student, kwetsbaar voor een beoordeling. Wim zegt: “Daar heb je veel werk aan gehad!” Ik sta een beetje onnozel onzeker te zijn omdat ik moeilijk durf te zeggen dat wij als tekenaars toch getraind zijn? Bij de tekening van vandaag, de Watertoren, wil hij graag iets vertellen. Omdat ik hem overval, vraag ik of het goed is dat ik na de sessie terugkom.

Maar dat hoeft niet. Wim is een echte verhalenverteller en echte verhalenvertellers hoeven zich niet voor te bereiden. Die schetsen met prachtige combinaties van woorden een herinnering, rijgen met deze herinneringen een ketting van momenten en plaatjes die al zijn ingekleurd. Wim begint. Hij wijst op mijn tekening. Het was februari 1953. Zijn broertje had oorontsteking en Wim was op pad gestuurd om watten te halen bij apotheek van de Sande in de Badhuisstraat. “Alles stond onder water, en deze apotheek was de enige die bepaalde spullen nog kon leveren; droge watten.” Wim liep langs de Watertoren en dacht: als het water nu nog meer gaat stijgen, ben ik daar tenminste veilig.

Een heel kort verhaaltje, maar genoeg voor mijn inspiratie. Ik zou langer willen luisteren, maar er staan mensen achter mij, die ook graag hun gekochte boek gesigneerd zien.

Ondertussen ben ik thuis en geniet ik van Wim’s verhaaltjes in zijn boek, met name die over vroeger en Vlissingen gaan. Sommige dingen herken ik van de gesprekken die ik de afgelopen weken  met de verschillende Vlissingers had. Maar hoe bijzonder en waardevol om bij ieder verhaal zijn verbeelding te zien!

Het maakt me blij. Heel veel dank, Wim!


zaterdag 26 november 2016

CADEAU

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: in de St. Jacobskerk

wat zie ik: het vocaal ensemble Cantare, het Madrigaalkoor en strijkersensemble Con Legno.

Zaterdag 26 november 2016

-vandaag ga ik nergens langs, ze komen bij mij-



“We kunnen nog kaarten bestellen, yes!!"

Van te voren verzin je het, maar je bedenkt het niet. Nog slechts een paar dagen November = Vlisdingen en ik ervaar het als één groot cadeau. Een schat aan informatie, mooie herinneringen, lieve mensen. Vaste plekjes in de stad waar we uitbundig zwaaien. Ik zoek nog iemand die mij in december wil overhoren. Ik ga voor een 10 deze keer.

Bij toeval zagen we de aankondiging. Mendelssohn meets Pärt. En er waren nog kaarten. 

Als je langere tijd in het buitenland hebt gewoond, hecht je steeds minder aan ‘spullen’. Herinneringen en ervaringen worden steeds belangrijker. Dus twee kaarten voor dit concert leek mij een heel waardevol verjaardagscadeau. Ik schreef al eens over de St. Jacobskerk  en hoorde over de prachtige akoestiek. En dan het programma; als we dit mogen ervaren. Een cadeau! En van Auke krijg ik een serie nieuwe kleurpotloden, want die hebben deze weken overuren gemaakt. Sommige hebben te vaak in de handbagages heen en weer gerammeld en zijn van binnen gebroken. Sommige zijn tot stompjes geslepen. 


Er gebeurt van alles in Vlissingen. Gisteren, tijdens het gesprek met de burgemeester, kwam het begrip Vlissingen Evenementenstad op tafel. In de zomermaanden moet het hier bruisen. Maar ook in de winter wordt op cultureel gebied veel georganiseerd. Naast het concert in de kerk was er tegelijkertijd een bluesfestival. Voor Auke nog even lastig kiezen.

Om terug te komen op mijn cadeau: we hebben genoten van het concert. Een fantastische locatie voor zulke mooie en zorgvuldige muziek.

En ik ervaar al die lieve, onverwachte en verrassende  felicitaties van mijn nieuwe stadgenoten, de Vlissingers die ik nog nauwelijks ken, ook als een mooi cadeau. 



vrijdag 25 november 2016

NEGEN

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: Stadhuisplein

wat zie ik: Het stadhuis van Vlissingen, en een aantal felgekleurde objecten.

Vrijdag 25 november 2016

-langs bij Bas-



“Nee, als je onaangekondigd had aangebeld, was je niet ver gekomen.”

De volgers van November = Vlisdingen hebben het al een paar keer kunnen lezen: mijn bewondering voor de hoeveelheid kunst in de openbare ruimte. Verrassende beelden op verrassende plaatsen. Zo ook op het Stadhuisplein. De badende beelden hebben –destijds na de verbouwing van het Stadhuis- voor flink wat commotie gezorgd. Omdat ik vandaag de burgemeester ga bezoeken, is dit een inkoppertje.

“We overtreden vandaag de spelregels,” zeg ik als Loes mijn jas aanneemt en voor een kop warme thee gaat zorgen. (Ik mag Bas zeggen) Bas schrikt een beetje. Ik bedoel: we handelen vandaag niet volgens het concept van onaangekondigd en onverwacht aanbellen. “Nee, dan was je inderdaad niet zo ver gekomen,” antwoordt hij. Onze ontmoeting is dus van te voren gepland, maar des te spontaner was het idee.

Net als ik, komt Bas van ver en woont hij ook nog niet zo lang in Vlissingen. Ik ben benieuwd hoe hij zich heeft ingeburgerd. “Ik heb voor vandaag een kwis gemaakt: wie van ons tweeën het meest weet van Vlissingen.” Terwijl ik het zeg, denk ik: als hij me nu maar niet te serieus neemt. De kwis is uiteraard een grap en tijdens ons gesprek blijkt dat de burgemeester zich de stad en haar bewoners bijzonder eigen heeft gemaakt. We praten over de geschiedenis van de stad, de bewoners en de emoties die met alle ontwikkeling samengaan. Bas vertelt en uit zijn verhalen vloeit meteen weer een nieuwe dimensie voort. Al 25 dagen kijk ik met andere ogen naar de stad –vanwege die verplichte dagelijkse tekening. 

Bas wil me graag de Raadszaal laten zien. Hij is er trots op. De schepen en het water waren doorlopende lijnen in ons gesprek; ze zijn tijdens de renovatie verweven in de functie en symboliek van het Stadhuis. Het begrip schip is letterlijk het pand binnengehaald. Ik ben onder de indruk hoe dit op zoveel verschillende manieren is gerealiseerd.

De imposante raampartijen in de voorgevel bieden vanuit de raadszaal een blik op de skyline van de stad. Ik zie de torens en we benoemen ze. Veel van deze markante bouwwerken heb ik intussen al aan mijn schetsboek toevertrouwd. Over de gekleurde beelden beneden hebben we het helemaal niet. Ik las in een artikel dat –ondanks gebrom- de bewoners ze eigenlijk ook niet meer kwijt willen. Het is een beetje hetzelfde: Bas vertelt over de zeevaartschool. De jongens worden hier opgeleid om naar de verste oorden te gaan. Het zou overal beter kunnen zijn dan in Vlissingen, ze kunnen overal ter wereld hun heil zoeken en vinden. “En toch komen ze uiteindelijk allemaal hier weer terug, hier in Vlissingen!” Bas tikt met zijn vinger op het bureau.

“Je krijgt van mij een negen!” zeg ik aan het eind van ons gesprek. Weer even die verbaasde blik. Mijn jufferigheid komt ineens even om de hoek… “We zijn goed ingeburgerd," voeg ik er aan toe. 

Ik dank onze burgemeester ontzettend. Toen ik telefonisch onze afspraak probeerde te maken, meldde zijn secretaresse dat het een erg drukke periode is. En waar het precies om ging? Met de informatie die ik haar stuurde, belde ze na drie dagen op. “De burgemeester vindt het een leuk project en wil je graag te woord staan.

Op de fiets terug denk ik: “Vooruit. Een dikke 9+”

Ik zou tijdens dit  inburgeringstraject niet steeds terug moeten komen op mijn Groningse roots. Dat het niet zomaar een 10 wordt. Hoewel, volgens mij zijn de Zeeuwen ook wel een beetje zo.

donderdag 24 november 2016

GEVEL

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: Walstraat, hoek Kleine Markt

wat zie ik: Twee panden waarvan slechts de gevels er nog staan. Zwaar gestut met zwaar geschut.

Donderdag 24 november 2016

-langs bij Piet en Conny-



“En als onze kinderen kattenkwaad uithaalden, konden ze het tegenover vanuit de kantoorruimtes zien.”

Ook dit is zo’n bijzonder stukje Vlissingen, dat vragen oproept. Achter de gevels is niets, maar er moet toch minstens een verhaal achter zitten? Ik kan me voorstellen dat veel Vlissingers er iets van vinden.

De zijkant, de voormalige inhoud van de twee huizen, lijkt een betonnen golfplaat. Iemand heeft zijn of haar best gedaan om met verf een boodschap achter te laten. In gotische letters nog wel. De puien en ramen zijn dichtgetimmerd. Een klein beetje graffiti.

“Zijn ze nog niet omgewaaid? Laatst met die storm?” vraagt Conny als ik de tekening laat zien. Zowel aan de voor- als achterkant houden zware stalen balken de boel bijeen. Ze heeft de afgelopen decennia veel zien afbreken en afbrokkelen in de stad. Haar man Piet en zij runden een juwelierszaak, tegenover de twee gestutte panden waarvan de gevels als beschermd stadsgezicht worden aangemerkt. Op de lege plek ernaast werd vroeger de PZC gedrukt. Beneden waren de balies, en op de bovenetages werd het nieuws gemaakt. In het begin woonden Piet en Conny in de Branderijstraat, maar later boven de zaak. “En omdat we boven woonden, zaten we op dezelfde hoogte als de redacteuren en verslaggevers. Ze konden bijna het beleg van ons brood eten…” Piet memoreert de kinderen; de kattenkwaadleeftijd werd door de medewerkers van PCZ aan de overkant vaak opgemerkt. Sociale controle uit de eerste hand, waarschijnlijk met geringe nieuwswaarde.

Een winkel met huishoudelijke artikelen, een apotheek, een tijdelijke huisvesting van een warenhuis, een supermarkt, een boekhandel, een nachtclub. Piet noemt alle bestemmingen van de panden. “Er heeft zelfs nog een vliegtuigmuseum in gezeten, een idee van een Duitser,” vult Conny aan. En nu staan er enkel alleen nog  de gevels, in een verloren staat, en in een bijna verloren straat.

Er waren vele ideeën over een nieuwe bestemming. Een passage. Menig projectontwikkelaar is er over gestruikeld. Of heeft zich erover laten struikelen. Piet is van mening dat een goede publiekstrekker een positieve uitwerking zou hebben op meer circulatie in de binnenstad, om het zuidelijke stuk van de Walstraat in een doorloop te betrekken. “We zagen het zo’n tien jaar geleden, toen de overkant als tijdelijke locatie voor een warenhuis diende: je had veel meer loop in het centrum,” zegt Piet. Hij weet veel,  van heel veel dingen in de stad. Voor Vlisdingen moet je bij Piet zijn. Hij kan haarfijn uitleggen welke ontwikkelingen er waarom in de stad hebben plaatsgevonden. Het maakt me nieuwsgiering. Maar ik ben hier voor de gevels.

Ik ben heel erg blij met de input van Piet en Conny, niet in het minst omdat ik van heel Vlissingen weer een stuk wijzer ben geworden. Mijn dank is groot en tijdens mijn terugtocht realiseer ik me hoe ontzettend veel verhalen achter de gevels zitten. En dus even zoveel emoties. En dat er veel van gevonden wordt.

Uiteraard hoop ik dat ik er ooit nog iets ga vinden. Wie weet gaat er dan toch nog een keer iets mee gebeuren. Met deze twee gevels.


woensdag 23 november 2016

BOEI

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: 1e Binnenhaven

wat zie ik: Boeien. Vooralsnog reikt mijn vocabulaire niet verder. Daar zal in de loop van de dag verandering in komen.

woensdag 23 november 2016

-langs bij Adri-



“Dat betekent oost, dus als je de rivier opvaart, moet je de ton aan de oostzijde passeren.”

Het zit vandaag niet mee. Bij het eerste huis waar ik aanbel, tref ik een joviale kletser, maar juist een minuut ervoor is er familie op bezoek gekomen. En ze hebben elkaar al heel lang niet gezien. Of ik een andere keer terug wil komen. Helaas; dat zijn niet de spelregels. De volgende dan maar. Een oude man doet open. Ik kan op mijn kop gaan staan, maar hij laat me er niet in. Ik wijs in de richting waar ik woon, toon mijn kaartje. Nee. Hij laat me er niet in. “Dat lieten ze vorige week ook zien, zo’n kaartje. Maar het bleek allemaal nep.” Hij had  een nare ervaring. De politie is erbij geweest. Het spijt hem, maar hij en zijn vrouw hebben afgesproken: we laten er niemand meer in. Daarna tref ik aardige mensen, maar ze komen niet van hier. Het thema van vandaag is nogal specifiek en ik hoop op iemand met kennis van zaken. De man die me niet binnenliet, verwees me naar oude zeeman. Maar die is niet thuis. 

Dan zie ik gelukkig Adri lopen. Ik ken hem een beetje, en ik weet dat hij een echte Vlissinger is. Vooruit dan maar. Hij woont al vanaf 1983 aan de Boulevard. Waarom? Omdat je als Vlissinger aan de Boulevard wilt wonen.

Vanochtend bracht ik mijn ouders naar het station en wat daar tegenover ligt, was me al eerder opgevallen. Het kleurenpalet spreekt me niet zo aan. Teveel reggae. Het ritme van de compositie is des te interessanter. Op het eerste gezicht lijken ze qua vorm allemaal op elkaar, maar zo al schetsend zie ik veel verschillen. En tot dan toe denk ik dat ik met boeien te maken heb.

Ah, de nieuwe loodskotter” zegt Adri als ik hem de tekening laat zien. Hij is niet beroepsmatig actief geweest op het water, maar hij weet er wel verrekt veel van af. Hij tekent voor mij de cardinale markering. Hij wijst naar de ton, vrijwel recht voor ons in de Westerschelde. Daar ligt een wrak. Het was een oud kolenschip, vastgelopen en daarna doormidden geknikt. Adri weet het nog. “Ik zal een manneke van 3, 4 jaar geweest zijn.

Mijn broer heeft altijd op de betonning gewerkt.” De Frans Naerebout is een van de schepen die de tonnen vervangt na een aanvaring. Of de solars vervangt. De peilboten checken geregeld de diepte, dus soms moet een ton een stukje naar links of rechts van de vaargeul. Ons baken van de kolenwrakschip heeft een kegel met de punt omhoog en een punt naar beneden. “Dat betekent oost, dus als je de rivier opvaart, moet je de ton aan de oostzijde passeren.” Een nieuwe navigatiewereld gaat voor me open.

Een van de doelstellingen van dit project was, dat ik met andere ogen ging kijken. Dat lukt steeds. Het is fijn om tijdens het tekenen een soort aandachtsmoment te creëren waar je doorgaans te snel aan voorbijgaat. En als alles dan ook nog betekenis krijgt; helemaal interessant. Ik kijk nog even naar mijn tekening. Als je er heel snel met je ogen overheen waait, zie je een stadgezicht, links een gele kerk met zwarte toren en rechts bijzonder creatieve architectuur. de stad van de navigatie.

Groen = rechts = stuurboord, rood = links = bakboord. En geel = afbakening bijzonder gebied. En mijn boei heet dus ton. Adri komt even niet op naam van die andere markeringen. Het begint met een l. Ja, de laterale markering.

Als je nog wat wilt weten, trek je maar aan de bel, he?” zegt Adri als ik afscheid neem. Dankje voor deze info!





dinsdag 22 november 2016

KOEK

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: op het Keizersbolwerk, hoek Boulevard de Ruyter

wat zie ik: het bankje, en  ja hoor: ze zijn allen present!

maandag 21 november 2016

-langs Sjouke en de rest-



Eigenlijk hoort er boter op, he?

Vandaag een bijzondere editie. En een wel hele snelle impressie.

Mijn ouders logeren hier een paar dagen. Als je in Uithuizermeeden woont, ben je gewend dat je afstanden moet afleggen als je iets in het leven wilt bereiken. Vlissingen is echter wel erg ver. De trein lijkt een relaxte manier. Zoals in de Schelde scheepswrakken liggen, liggen er op het spoorlijntje tussen Roodeschool en Groningen af en toe treinstellen. En, vooruit: tussen Roosendaal en Goes is een seinstoring, dus de passagiers worden met bussen vervoerd. Maar uiteindelijk zijn ze er dan toch!

Dit is het vervolg op dinsdag 8 november:

Klinkhamer bestaat niet meer. Mijn moeder heeft een goed alternatief: Knol’s Koek. Groningser kan het bijna niet.  Dus we wandelen richting het bankje, dat ik in de afgelopen weken heb leren kennen als het leugenaarsbankje. In de Vlissingse volksmond, dan. De heren zijn verheugd dat ze mij en mijn ouders zien. Ik zeg: “Wat had ik beloofd?” en tover de Groninger koek tevoorschijn. Daar hadden ze niet op gerekend. Hoe blij! De scootmobiel zegt: “Eigenlijk hoort er boter op…”Oei, dan moet je mijn moeder hebben; volgens mij wil ze de plak Knol’s koek nu wel uit zijn hand trekken. De man met de donkere bril vraagt of er gember in zit. Nee, het is sukade. Sjouke smikkelt om het hardst. "Kouke veur Sjouke," mompelt hij in onvervalst Gronings.Ik ben zien groode laiverd, zegt hij. Trots haalt hij een krantenknipsel uit zijn binnenzak. Vorige week publiceerde De Faam een van mijn tekeningen. En Sjouke meende mijn hand te herkennen. Ik zie aan de mate van verfrommeldheid dat het stukje krant al vele malen in-en-uit de binnenzak is gestopt/gehaald. 

Ondertussen blijken al mijn hangouderen toch wel een keer in Groningen te zijn geweest. Ooit. Jan was er drie dagen, maar kan zich er maar eentje herinneren. Mijn moeder antwoordt dat er op de Grote Markt veel kroegen zitten. Zoiets dacht Jan ook.
Het regende al een heel klein beetje, maar de druppels worden steeds groter. Ik denk dat de heren normaalgesproken zich al uit de voeten hadden gemaakt, maar de koek is nog niet op. Dus met goed fatsoen moeten ze nog even blijven zitten. Ik zeg dat het me wel een beetje tegenvalt. Ik was de afgelopen week een paar keer bij het bankje, maar zij waren er niet. Ik krijg een bijdehand antwoord. Ze blijken meerdere plekken te hebben. Er wordt richting de molen op de Oranjedijk gewezen. Jaja, dat zal dan wel. Sjouke herhaalt nog een keer hoe geweldig hij het vindt dat mijn ouders die koek helemaal uit Groningen hebben meegenomen. Er zijn nog twee plakjes over. Ik zeg tegen Sjouke:  “Op of ien buus!” maar het pakketje aluminiumfolie past niet in zijn zak. Ik leg het even in het korfje van de scootmobiel.

Mijn vader trekt zijn kraag iets verder omhoog. De regen wordt fanatieker. Iedereen begint een beetje te schuiven. Ja, we gaan naar huis. De scootmobiel probeert met het restantje koek in zijn korf er tussenuit te piepen, maar we hebben het net op tijd in de gaten.


“En dan had meneer er ook nog boter op gewild” bromt mijn moeder als we in de regen terug naar huis lopen.

maandag 21 november 2016

ANDER BANKJE

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: Oude Markt

wat zie ik: De St. Jacobskerk vanuit een ander perspectief

maandag 21 november 2016

-langs bij Rein-



“Kom, doe je jas even uit. Dat praat veel gemakkelijker”

Feitelijk kijk ik er vanuit mijn keukenraam op. De St. Jacobskerk als de markering van de Oude Markt. Vroeger vond hier de wekelijkse markt plaats. Nu het een klein beetje regent, glinsteren de onregelmatige straatklinkers in het licht van de kerstversieringen die subtiel in de bomen zijn gedrapeerd. Het intieme en verborgen plein is leeg. Af en toe een fietser die het als snelle doorgangsroute gebruikt. Wat wandelaars in gestrekte draf.

De panden aan de Oude Markt worden hoofdzakelijk gebruikt als winkel of horecagelegenheid. Veel bovenwoningen lijken leeg. Ik laat me verder leiden door een rondje om de kerk te lopen. In de Lepelstraat zie ik een man voor het raam zitten, hij leest een boek. Gelukkig kijkt hij op en we zwaaien uitbundig. Hij loopt meteen naar de deur. “Kom verder!” Alsof we elkaar al jaren kennen. “Wil je koffie? Ga even lekker zitten. Kom, doe je jas uit, dat praat gemakkelijker…”

Vroeger was Rein loods, een geboren Vlissinger. Het was een bewuste keuze om na zijn pensionering niet aan het water te gaan wonen. Dit rustige plekje in de binnenstad ademt een sfeervolle gezelligheid. Ik kijk om me heen en bewonder een schitterend gerestaureerd plafond. Achter heeft Rein een klein, knus binnenplaatsje. Ja, dit is wel prachtig wonen hier, beaam ik. Rein vertelt dat hij veel contact heeft met zijn buren, er heerst een zeer gemoedelijke stemming in dit buurtje. “We komen zo af en toe bij elkaar langs, en ’s zomers is dit bankje een centrale plek.” Hij wijst naar buiten, naar het houten bankje voor zijn raam. Hij dringt aan: hij wil toch echt een kopje thee voor me zetten. Rein heeft een aangenaam warme stem en ik luister graag naar alle mooie dingen die hij me over Vlissingen vertelt. “Zing je?” vraagt hij.

De afgelopen jaren deed hij mee aan de Scratch Messiah. Ieder voorjaar wordt in de St. Jacobskerk Händels Messiah opgevoerd door honderden zangstemmen en muzikanten die slechts één zaterdag samen repeteren om ’s avonds een concert te geven in de kerk. Iedereen krijgt vooraf op een CD zijn eigen partij om in te studeren. Hoe muziek kan verbroederen. Ik had al vaker gehoord dat de akoestiek in deze kerk van zeer goede kwaliteit is. Ik sprak de afgelopen 3 weken vele Vlissingers,  Rein ziet vooral heel veel mooie en positieve Vlisdingen. De vele culturele evenementen, de concerten en zijn heerlijke plekje achter de kerk completeren zijn gevoel.

Wat voel ik me heerlijk thuis en welkom bij Rein. Ik zit met dat kopje thee ver over de mijzelf toegestane spreektijd. En ik moet helaas weg. We zijn nog lang niet uitgepraat.

Rein wijst naar het houten bankje buiten. “Ik zie je met het mooie weer wel een keer verschijnen. Ik heb altijd iets voor je te drinken.”

(even het proces:)


zondag 20 november 2016

WIND

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: bij het windorgel op het Nollehoofd

wat zie ik: een geluidssculptuur: bamboebuizen waar gaten in zijn gemaakt. Het windorgel wordt bespeeld door de wind. En die is er vandaag! De Begonia boort zich door de golven.

Zondag 20 november 2016

-langs bij Caroline en Jaap-



Kijk, zie ik dat nu goed? Gaat er iemand zwemmen?

Ik ontwaak met code oranje aan de Belgische kust. De storm komt deze kant op. Een uniek moment om het windorgel te bezoeken. Van fietsen is geen sprake. Lopen lukt echter ook amper; wandelen op de boulevard voelt als een kermisattractie. Auke kan nog net een onbekende weggewaaide wollen muts opvangen. Ter hoogte van de Coosje Buskenstraat raken we de controle over onze eigen zwaartekracht bijna kwijt.

Het windorgel bevindt zich helemaal aan de andere kant van de stad. Vanuit ons huis kunnen we het zien staan: het zijn rechtopstaande bamboebuizen met gaten. Een soort reuzenblokfluiten. Ik was er al een keer eerder, maar vandaag voorspellen we onszelf een heel bijzonder concert. Op de Boulevard Bankert krijgen we alvast een voorprogramma. De buizenconstructies op de hoge flatgebouwen willen niet onderdoen en gieren om het hardst. De touwen aan de vlaggenmasten ondersteunen met ritmisch geklepper. De brandweerwagen rijdt stapvoets op het trottoir om eventuele calamiteiten op te vangen. De sirene ontbreekt er nog aan deze helse geluiden. Het laatste stukje Nolledijk is niet te doen. We worden gezandstraald en lopen met onze handen voor onze gezichten naar het levende concert. O, wat doet de wind haar best en wat klinkt dit fantastisch! Een multimediale ervaring waarin elementen en zintuigen tot op het bot geprikkeld worden. Tussen de verschillende toonhoogten doorboort de Begonia Seaways de verticaliteit van het schouwspel.

Op de terugreis bellen we aan op de Boulevard Bankert, bij Caroline en Jaap. Ik ken ze niet. We schudden het zand uit onze haren en jaszakken. Jaap en Caroline verwachten ons, want ik heb ze een uurtje geleden gebeld, naar aanleiding van een spontaan mailtje. Caroline had hun appartement in de krant zien staan, mijn tekening van de vissers aan het strand. Ze wonen hier nu twee jaar.

“Als kind logeerden we ieder jaar in de zomer een paar weken bij mijn tante in Breskens en we gingen dan altijd met de boot naar Vlissingen.” Vertelt ze, terwijl van vanaf de 8e etage naar de overkant kijken. Dat waren de korte tochtjes. Toen Caroline 8  jaar was, verhuisde ze met haar gezin naar Australië; haar vader had daar werk aangeboden gekregen en volgens hem was het er fantastisch. Na er een heel leven opgebouwd te hebben, besloot ze na 42 jaar terug te keren naar Nederland. Ze ontmoette in Middelburg Jaap en samen genieten ze nu van het uitzicht. “Kijk, zie ik dat nu goed? Gaat er iemand zwemmen?” Caroline onderbreekt ons gesprek en wijst naar buiten. Inderdaad, mensen in zwemkleding. Iets verderop probeert een man zijn vrouw met op de achtergrond enorme golven te fotograferen. Ze moet nog iets naar achteren, gebaart hij. Een vlaag water kletst van achteren tot kniehoogte.

Het is leuk om met Caroline te praten over een gedeelde ervaring. Ook zij kende de stad amper toen ze hier kwam wonen. “Maar ik klets met iedereen, en ik vraag iedereen naar de achtergrond en geschiedenis van dingen.” Ze vertelt het enthousiast, met Engels-Australisch accent. Ik vind het waardevol dat we hier zomaar zitten, vanwege dat leuke mailtje dat ze me stuurde. Veel langer dan gebruikelijk… Dus we spreken af dat ze maar een keer bij ons langs moeten komen.

Ondertussen is het code rood. En gek genoeg lijkt het alsof de wind is gedraaid. Het tochtgat bij de Leeuwentrap zorgt voor een knallende windklap, die we  -handen-aan-elkaar-vast! proberen op te vangen. Links is een zonwering in grote flarden gescheurd en het geklapper klinkt als een soort applaus.

Mijn associatie gaat met me op de loop. En ik zeg voldaan tegen Auke: “Zal ik eens op z’n zondags en stichtelijks eindigen met: van het concert des levens krijgt niemand een program?” 

(het onderwerp van vandaag is op speciaal verzoek van Priscilla. Heeft ze de storm vanuit Italie deze kant opgeblazen?)

zaterdag 19 november 2016

HOF

Het verhaal bij de tekening van vandaag: 

waar ben ik: Zeemanserve

wat zie ik:  een klein, monumentaal hofje. Authentiek, temidden van nieuwbouw.

Zaterdag 19 november 2016

-langs bij Willem-



“Geachte bezoeker, welkom in ons hofje, een oase van stilte en rust. Maar respecteer onze privacy a.u.b.”

Het waait, het is koud, maar de zon schijnt. Iedereen heeft frisse moed. Het draaiorgel in de Walstraat speelt de zak van Sinterklaas. Boodschappen worden naar fietstassen verplaatst. Maar even achter de winkelstraat is de sfeer van een geheel andere orde. Hofjes staan bekend om hun stilte en rust en als ergens het begrip ’sereen’ van toepassing is, dan is het hier.

Ik was nog niet in het Cornelia Quackshofje geweest. Het kwam deze week een keer ter sprake bij een Vlissinger. Toen ik erover doorvroeg, kon ik het lokaliseren. Hoe mooi kleuren alle groenen in het blauwe ochtendlicht als ik door het poortje naar binnen sluip. Een grote binnentuin met een rijke scharkering aan tinten, structuren. Hier bloeien zelfs de laatste rozen.

Tegenwoordig heet het Zeemanserve en het werd gebouwd in 1643. Oorspronkelijk waren het 23 kleine huisjes en de groene binnentuin was het gezamenlijke bleekveld. Huisvesting voor de armen, de weduwen van de vissers en zeelieden. Ondanks dat het in de loop der eeuwen heel wat te verduren heeft gehad, staat het hofje er nog steeds. Nu als rijksmonument. Ik loop voorzichtig rond en een vrouw in een rode jas verlaat juist een van de miniatuurhuisjes. Ze groet me vriendelijk.

“Nee, dan moet je toch echt bij mijn vrouw zijn, hoor.” Zegt Willem, “Ik ben niet zo’n prater.” Ondanks dat hij me binnenliet, lijkt het hem beter dat ik op een ander moment terugkom. Als zijn vrouw er is. Dat past echter niet in mijn project. Het is nu of nooit. Had ik speciaal dit huisje uitgekozen, omdat ik dacht dat die vriendelijke vrouw in de rode jas hier woont. En dat klopt, maar zoals gezegd: ze is er niet. Ik dram op een bescheiden manier door en als ik mijn tekeningen aan de zwijgende Willem heb laten zien, knikt hij. “Ok, ga dan maar even zitten.”

En natuurlijk heeft Willem best wat te vertellen. Ze wonen hier sinds 1999 en het was een hele bewuste keuze. Hij en Elly hebben iets met hofjes. Maar het ging destijds niet zonder slag of stoot. Hun huisje was jarenlang bewoond geweest door een man die nooit buiten kwam en alleen maar rookte. “Als ik de volgende dag terugkwam, lag het behang al weer op de grond.” Willem vertelt over de klusperikelen. De nicotine kreeg je ook niet onder de verf. De laatste tijd is er veel gerenoveerd. Volgens de richtlijnen van de monumentenzorg worden veel details in ‘oude staat’ gerestaureerd. Het huisje van Willem en Elly was oorspronkelijk twee. Eind zeventiger jaren werden de dan 22 huisjes verbouwd tot 13 iets minder kleine woningen. Willem en Elly wonen in het hoekhuis. Hij laat me zien waar oorspronkelijk de scheidingsmuur stond. Hoe klein kan een mens het hebben?

Willem legt uit dat je er wel tegen moet kunnen. “’s Zomers wordt het hofje vaak bezocht door groepen mensen, toeristen. Het plekje is opgenomen in verschillende wandelingen.” En ook is er sprake van een ander soort sociale binding. Je moet elkaars privacy respecteren, zoals bij de ingang de bezoekers wordt gevraagd.

Al met al heeft Willem me toch een hele hoop verteld. Hoezo geen prater! Als ik hem bedank en afscheid neem, geef ik hem een goede klop op zijn schouder. “Zie je nou wel, het viel best mee, he?” zeg ik.

Hij wil me nog even de authentieke voordeur laten zien en toont hoe de bovenkant los van de onderkant open kan. In gedachten zie ik een mooie zomeravond waarop in al die huisjes de bovendeurtjes geopend zijn en iedereen half over de rand hangt om wat nieuwtjes uit te wisselen.

Als ik het hofje verlaat, ben ik plotseling weer in die andere wereld. Weg serene rust. Het draaiorgel heeft ondertussen een ander plekje gevonden. Er wordt aan de deur geklopt. Hard geklopt, zacht geklopt. Mensen lopen met ingepakte dozen…  (...en rijdt dan maar stilletjes dit huisje voorbij)