Iedere maand op deze pagina het woord aan de outsiders die van deze stad houden: de tijdelijke werknemer, de toerist, de stagiair, de bezitter van een tweede huis, de immigrant: wie zijn het, wat intrigeert ze? Wat bezielt ze om hier te komen, te verblijven of zelfs te blijven?
Sonja was 11 toen ze vanuit Suriname in Vlissingen aankwam. Zonder ouders en zusje, blank, maar met een oewarm accent. Dat was destijds het enige dat opviel bij haar leeftijdsgenootjes. Ze groeide verder op bij oma en nu: ze wil nooit meer weg uit Vlissingen. Sonja gaat geregeld naar de binnenstad. “Om even wat bekenden tegen te komen, de sfeer op te snuiven. Kijken wat er veranderd is…” Ze gaat graag op het Bellamypark ergens lunchen. En het Nollebos is ook één van haar favoriete plekken.
Evenals Sonja komt ook Prem uit Paramaribo. Na een lange en werkzame periode bij de Schelde is hij nu dagelijks te vinden in zijn toko in de Scheldestraat. Volgens zijn woorden: de straat met de meeste culturele mogelijkheden én de straat met de minste leegstand. Klopt. Nagenoeg alle winkelpanden zijn gevuld of bijna.
Er zijn overeenkomsten tussen Paramaribo en Vlissingen: beide steden liggen aan de monding van een rivier die richting zee gaat. En over beide steden wordt door de locals gezegd: “Het zal wel nooit meer wat worden.”
Onlangs bezocht ik de hoofdstad van Suriname voor een project. En ja: het is hard hopen dat dingen verbeteren. Ik sprak een handvol Surinamers die -ondanks wel heel veel tegenslag- toch blijven geloven in de toekomst van het land en de hoofdstad. Bewonderingswaardig nadat onlangs 100 miljoen uit de Centrale Bank ‘verdween’. Dat is wellicht twee keer zoveel als het geld dat hier ‘verdwijnt’ omdat de mariniers niet komen. Maar onze regering is daarentegen eerlijk… En een troost voor de Vlissingers: ik heb nergens ter wereld in de binnenstad zoveel leegstand en verpaupering gezien. Gegriefde gevels en uitgehangen uithangborden getuigen van wat was, maar is dichtgespijkerd.
Sonja werd in 1973 door haar ouders naar oma in Vlissingen gestuurd, omdat de situatie door de grote stakingen in Suriname steeds grimmiger werd. Haar grootouders startten in 1956 in Paramaribo een constructiebedrijf. Sonja’s vader nam het over. Na de dood van opa ging oma terug naar Nederland en het leek iedereen beter dat Sonja daar een veilige toekomst met onderwijs zou krijgen. “Oma woonde vlak bij de Theo Thijssenschool, die toen nog in het weiland lag. Ik had meteen vriendinnetjes en voelde me thuis in Vlissingen. En oma was natuurlijk een bekende voor me. Het zorgen voor elkaar zoals in Suriname, was ook hier vanzelfsprekend.”
In die 70-er jaren viel Prem 35 kilo af. “Ik kwam als vrije vogel uit Suriname in een kooi in Vlissingen: veel te koud, hard werken en weinig landgenoten.” Die kwamen pas na de coup van 1980. Inmiddels is de Surinaamse gemeenschap in Vlissingen uitgedund. Sonja koopt nu sambal bij de tropische winkel die hij in 1998 startte.
Met wat er in de Scheldestraat gebeurt, kan Prem prima leven. Hij is trots op zijn winkel en ‘zijn straat’. Tsja, en wie er nu wel of niet naar Vlissingen willen komen? Als iedereen wat meer peper in zijn kont zou hebben?