Het verhaal bij de tekening van vandaag:
waar ben ik: NS-station Vlissingen
wat zie ik: een mooi gebouw, helemaal niemand meer, slechts een taxichauffeur.
6 november 2016
-langs bij Sebastiaan-
“En dan klap ik altijd dicht, hรจ. Als er zomaar een meisje
tegen me begint te praten”
Ik breng Auke naar het NS-station. Hij vliegt eind deze middag van Schiphol naar Bangkok, om vervolgens morgen in Vientiane, Laos aan
te komen. Als de trein vertrokken is, ligt het station er verlaten bij. De
aansluitende bus is net weg. Het is guur, koud en het waait. Een taxichauffeur
zit eenzaam in zijn Mercedes. Ik vraag hem of hij een echte Vlissinger is en
hoe lang hij dit werk al doet. “Het mooiste beroep dat er is, al 17 jaar!” Ik
denk: brand maar los, dan kom ik even gezellig bij je in die warme auto zitten.
Helaas heeft Sebastiaan andere plannen: hij komt uit de auto om een shagje te
draaien. “Daar ben ik wel een halfuurtje mee bezig, hoor” grapt hij, terwijl de
wind bijna het vloeipapiertje uit zijn vingers jaagt. Het leven van een
taxichauffeur bij het station bestaat bij de gratie van halve uren: synchroon aan de aankomsttijden van de trein.
Over de geschiedenis van Vlissingen weet hij niet zoveel;
dat kan ik beter aan iemand anders vragen. Ik probeer het anders. Hij zegt dat
hij het mooiste beroep heeft. Vast wel eens een bijzondere of beroemde
passagier in de auto gehad? Een keer op een gekke plek geweest? Een aanrijding
gehad? Een bizarre anekdote? Hij kijkt me aan. “Tsja, d’r zijn zoveel leuke
dingen, maar d’r schiet me nou even niets te binnen. En dan klap ik altijd
dicht, he. Als er zomaar een meisje tegen me begint te praten…” En dan krijgt
hij zijn shagje ook nog niet aan; hij draait nerveus aan het wieltje van de
aansteker. Ik vraag wat hij van het station vindt. Hij antwoordt: “Wat vindt u
d’r zelf van?” Zo komt het gesprek natuurlijk nooit op gang! Ik zeg dat
het jammer is dat het station zo ver van het centrum ligt. En nu brandt hij
los. Er was vroeger nog een ander station ook. Hij wijst richting een paar hoge
gebouwen. Vroeger was dat een handig station bij het kanaal. Dan konden ze zo
de kolen uit de boot er in kieperen. Ik vraag waarin. “In de stoomlocomotieven,
natuurlijk!” antwoordt hij. Verder weet hij niets over Vlissingen herhaalt hij.
Hij probeert hoe dan ook van me af te komen. Misschien kan ik toch beter aan
die ene man vragen, de man die hier net langsliep. “Die weet heel veel. Hij
heeft bruine schoenen aan. Ik weet niet hoe hij heet, maar ik denk dat je hem
binnen wel kunt vinden.”
De man met de bruine schoenen heb ik niet gevonden, maar
thuis op het internet wel een heel interessant artikel over de stations in
Vlissingen. Ik lees ook dat in 1894 een stoomlocomotief uit Amsterdam met
kapotte remmen het perron en de stationsrestauratie doorboorde. Kijk, toen
gebeurde er tenminste nog eens wat!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten