Het verhaal bij de tekening van vandaag:
waar ben ik: In de Spuistraat
wat zie ik: vier markante panden in Jugendstil-stijl,
de Belgische Loodswoningen. Wat mij betreft te uniek voor woorden, zeker
omdat ze zo detoneren met de rest van de huizenblokken eromheen. Nee, ik zeg
het verkeerd; het is andersom. Deze huizen zou je willen isoleren uit hun omgeving en ze op een zilveren presenteerblad willen zetten. Zodat je de rust en tijd krijgt
om naar al die verschillende details te kijken en ze de aandacht krijgen die ze verdienen. Hier is over nagedacht in 1910!
Vrijdag 11 november 2016
-langs bij Diny en Theo-
”… En dan riep iedereen:
Hee, Kruumel, doe eens even voor!”
Vandaag schijnt de zon, en kijk: zo’n tekeningetje ziet er
meteen een stuk vrolijker uit! Ik heb eigenlijk nooit een vooropgezet plan, dus
ik laat me iedere dag verrassen qua onderwerpkeuze. Tijdens de wandeling naar
de markt staan de vier Belgische Loodswoningen in de zon te blinken. Ze vallen
nadrukkelijk op in de bebouwde omgeving, waar de architectuur de jaren 70
ademt. Een aangename en ietwat vervreemdende verrassing qua vorm, lijnvoering
en kleurstelling. Deze vier Art Nouveau-panden dateren uit 1910 en zijn gebouwd
in opdracht van de Belgische Loodsen.
Ik ga dus op zoek ik naar een Belgische loods. Waar kan ik deze
beter vinden dan bij het Belgisch Loodswezen, bij mij om de hoek op de de
Ruyterkade. Degene die de deur opent, loopt gehaast met zijn rugzak en zijn
gezicht is gespannen. Hij is net opgeroepen en heeft geen tijd voor me; en hij
is de enige want de anderen liggen allemaal te slapen. Pech, plan wijzigen.
Ik gok op het appartementencomplex hoek
Spuistraat/Bussestraat. Via een doorglip-manoeuvre kom ik in de centrale hal, dus
ik heb vrije toegang tot de galerijen. Ik bel aan waar miniatuurautootjes in de vensterbank
staan en Diny doet open. Er is ook een Theo. Hij zit achter de computer. Ik
krijg een stevige hand en hij vervolgt zijn bezigheden op het scherm. De woning van Diny en Theo kijkt uit op de Belgische Loodswoningen. Diny is in Vlissingen geboren, in de Hellebardierstraat achter het Bellamypark. Haar
vader had daar vroeger een dansschool.
Diny vertelt dat ze van plan waren om in de 70er
jaren deze markante panden te slopen; ze zouden niet meer in het stadsbeeld
passen, te ouderwets. Ik glijd bijna van de bank van verontwaardiging. “Gelukkig heeft iedereen geprotesteerd en
staan ze er nog.” In de eerste, Villa Louise (de 4 huizen zijn genoemd naar
de dochters van de loodsen) is tegenwoordig een hotel gevestigd. In de andere
drie wonen studenten. Ik begrijp wat Diny bedoelt: de buitenkant zegt ook wat. “Vroeger woonden er werklui, in eentje heeft
nog een pizzeria gezeten. Maar je kan nu aan de gordijntjes wel zien dat het
niet meer dat sjieke heeft…”
Theo
gaat op zijn praatstoel zitten en verontschuldigt zich; hij moest iets afmaken
op de computer. Hij is ruim 40 jaar buschauffeur geweest. Opvallend: een
Vlissinger die niets met het water of de Schelde te maken heeft. Hij begon zijn
ritjes tussen Vlissingen en Middelburg, maar in zijn latere jaren pendelde hij
op routes tussen Zelzate (B) en Rotterdam-Zuid. Hij mist zijn werk niet, maar
hij droomt er nog iedere nacht over, tenminste, zeker 5 keer per week.
Theo
heeft vele verhalen over vroeger. Hij kwam uit een milieu waar dansen zeker
niet normaal was. De wereld van Diny draaide vanaf haar kindertijd om dansen.
Een leven zonder bestond niet. Als kleine peuter zat ze al te kijken tijdens de danslessen
die haar vader gaf. En als de leerling-dansers er niets van bakten…”Hee,
Kruumel, doe eens even voor!” Diny kende alle pasjes. Theo lacht: “Ze noemden
haar vroeger Kruumel, en ze kende als kleintje alle pasjes.” En toen ze Theo
leerde kennen, gaf ze hem in de zaterdagavonduren priveles, samen met andere
stellen. Dat waren zaterdag avonden! Nee, Diny had graag in de branche van haar
vader door willen gaan, maar zo was het vroeger niet. “Je moest naar de
huishoudschool en zorgen dat er een gezin kwam.”
Ik ben al twee keer opgestaan om afscheid te nemen, al twee
keer een hand gegeven, maar ik moet ook twee keer weer gaan zitten. Want Theo
is nog lang niet uitgepraat. Hoe gezellig en spontaan! Op zondag wandelen ze
wel eens een rondje boulevard, dus ze zijn de volgende keer bij mij van harte welkom voor een
bakkie van ’t een of ‘t ander. Theo zegt: "Na zo’n rondje doen we altijd een een
‘sapje’ bij de Belgische Loodsensocieteit". Hij bedoelt eigenlijk een trappistje.
En met daarmee ben ik weer aan het begin van mijn verhaal, dat vandaag
begon bij de Belgische loodsen en eindigt
waar Theo en Diny hun ronde eindigen. Nou heb ik toevallig nog een paar
trappistjes op het balkon staan….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten