Het verhaal bij de tekening van vandaag:
waar ben ik: op het Keizersbolwerk, hoek Boulevard de
Ruyter
wat zie ik: het bankje, en ja hoor: ze zijn allen present!
maandag 21 november 2016
-langs Sjouke en de rest-
“Eigenlijk hoort er boter op, he?”
Vandaag een bijzondere editie. En een wel hele snelle
impressie.
Mijn ouders logeren hier een paar dagen. Als je in
Uithuizermeeden woont, ben je gewend dat je afstanden moet afleggen als je iets
in het leven wilt bereiken. Vlissingen is echter wel erg ver. De trein lijkt
een relaxte manier. Zoals in de Schelde scheepswrakken liggen, liggen er op het
spoorlijntje tussen Roodeschool en Groningen af en toe treinstellen. En, vooruit:
tussen Roosendaal en Goes is een seinstoring, dus de passagiers worden met
bussen vervoerd. Maar uiteindelijk zijn ze er dan toch!
Dit is het vervolg op dinsdag 8 november:
Klinkhamer bestaat niet meer. Mijn moeder heeft een goed
alternatief: Knol’s Koek. Groningser kan het bijna niet. Dus we wandelen richting het bankje, dat ik in
de afgelopen weken heb leren kennen als het leugenaarsbankje. In de Vlissingse
volksmond, dan. De heren zijn verheugd dat ze mij en mijn ouders zien. Ik zeg: “Wat
had ik beloofd?” en tover de Groninger koek tevoorschijn. Daar hadden ze niet
op gerekend. Hoe blij! De scootmobiel zegt: “Eigenlijk hoort er boter op…”Oei,
dan moet je mijn moeder hebben; volgens mij wil ze de plak Knol’s koek nu wel uit
zijn hand trekken. De man met de donkere bril vraagt of er gember in zit. Nee,
het is sukade. Sjouke smikkelt om het hardst. "Kouke veur Sjouke," mompelt hij in onvervalst Gronings.Ik ben zien groode laiverd, zegt
hij. Trots haalt hij een krantenknipsel uit zijn binnenzak. Vorige week publiceerde
De Faam een van mijn tekeningen. En Sjouke meende mijn hand te herkennen. Ik
zie aan de mate van verfrommeldheid dat het stukje krant al vele malen
in-en-uit de binnenzak is gestopt/gehaald.
Ondertussen blijken al mijn
hangouderen toch wel een keer in Groningen te zijn geweest. Ooit. Jan was er
drie dagen, maar kan zich er maar eentje herinneren. Mijn moeder antwoordt dat
er op de Grote Markt veel kroegen zitten. Zoiets dacht Jan ook.
Het regende al een heel klein beetje, maar de druppels
worden steeds groter. Ik denk dat de heren normaalgesproken zich al uit de
voeten hadden gemaakt, maar de koek is nog niet op. Dus met goed fatsoen moeten
ze nog even blijven zitten. Ik zeg dat het me wel een beetje tegenvalt. Ik was
de afgelopen week een paar keer bij het bankje, maar zij waren er niet. Ik krijg een bijdehand antwoord. Ze blijken meerdere plekken te hebben. Er wordt richting de molen
op de Oranjedijk gewezen. Jaja, dat zal dan wel. Sjouke herhaalt nog een keer hoe
geweldig hij het vindt dat mijn ouders die koek helemaal uit Groningen hebben
meegenomen. Er zijn nog twee plakjes over. Ik zeg tegen Sjouke: “Op of ien buus!” maar het pakketje
aluminiumfolie past niet in zijn zak. Ik leg het even in het korfje van de
scootmobiel.
Mijn vader trekt zijn kraag iets verder omhoog. De regen
wordt fanatieker. Iedereen begint een beetje te schuiven. Ja, we gaan naar huis.
De scootmobiel probeert met het restantje koek in zijn korf er tussenuit te
piepen, maar we hebben het net op tijd in de gaten.
“En dan had meneer er ook nog boter op gewild” bromt mijn
moeder als we in de regen terug naar huis lopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten